Koningin Wilhelmina voelde zich ‘een ingezetene van Apeldoorn’
Honderd jaar nadat ze was ingewijd als koningin kreeg Wilhelmina een standbeeld, in 1998. Het staat opzij van de Grote Kerk, bij de Koninklijke Ingang. De vorstin wandelt de kerk uit, op weg naar Paleis Het Loo. Ze is gekleed volgens de mode van rond 1912, in een robe met een iets kortere overjurk. Op haar hoofd draagt ze een grote ronde hoed, in haar rechterhand een parasol. Ze wandelt gewoon op straat, staat niet op een voetstuk, symbolisch voor haar eenvoud. Wilhelmina voelde zich als iedere kerkbezoeker, ze was zoals ze zelf vaak verklaarde, ‘een ingezetene van Apeldoorn’.
De Oranjes – en vooral Wilhelmina – hadden een bijzondere band met de kerk. Haar vader , koning Willem III, tastte diep in de geldbuidel om de Grote Kerk te kunnen laten bouwen, nadat de eerste hervormde kerk was afgebrand. Niet voor niets wordt de kerk ‘een vorstelijk monument’ genoemd. In de kerk is een speciale Koninginnebank, een kunstwerk van Jan Verheul, de Rotterdamse architect die de kerk mocht ontworpen, na een competitie met andere bekende architecten, onder wie H.P. Berlage. De bank, die Verheuls voorliefde voor renaissanceversieringen toont, telt drie afdelingen, twee rijen voor de hofhouding, op de achterste rij van vier zetels namen de koninklijke kerkbezoekers plaats. Het gebeurde dat Wilhelmina eens binnenkwam, toen een hulpkoster dienst had, die de kruk van de deur die toegang geeft tot de loge, vergeefs omlaag drukte en bleef drukken. De koningin en haar hofdame wachtten gelaten. Totdat de koster kwam, die het geheim kende: de kruk moest omhoog worden gedrukt. Lachend kwamen de beide dames de kerk binnen, tot verbazing van de andere kerkgangers.
Koningin Wilhelmina, bijna elf , was uitverkoren om op 16 juli 1891 de eerste steen te leggen voor de bouw van de nieuwe kerk. Met haar moeder koningin-regentes Emma arriveerde ze om klokslag half drie op de bouwplaats. Onder een volop met bloemen versierde baldakijn hoorden de vorstelijke gasten de sprekers aan. Gememoreerd werd hoe sterk de banden tussen kerk en paleis waren, want was het niet Willem I die de hervormden van Apeldoorn en Het Loo de eerste kerk had geschonken, maar: ‘Die koningsgave ons zoveel waard, is helaas door het vuur verslonden.’ Wilhelmina kreeg een schortje voor van wit satijn, met een geborduurd wapen van Apeldoorn. Met een troffel spreidde ze wat witte kalk uit over een loden vlak dat de steen afdekte, waarna ze er stevig de officiële eerste steen opdrukte. Met een door architect Verheul aangereikte hamer gaf de jeugdige koningin drie tikjes op de steen, terwijl ze bijna fluisterend sprak: ‘God zegene het.’ De troffel en de hamer, gemaakt door juwelier Van der Mey in Apeldoorn, hadden een ebbenhouten handvat, rijk versierd met zilveren koninklijke kronen.
Het beeld van koningin Wilhelmina bij de Grote Kerk in Apeldoorn.
deValkenberg.nl